Aan het einde van de middeleeuwen, zo ongeveer bij de start van de Renaissance, was de Europese economie een lachertje ten opzichte van de Chinese. De Aziaten liepen mijlenver voor.

Zover zelfs, dat het Chinese rijk in de veertiende eeuw op een haar na industrialiseerde, betoogde economisch historicus Eric L. Jones ooit.

Bij de start van de vijftiende eeuw kende China al het kompas, de boekdrukkunst en beschikte het over een uitstekende zeevaartindustrie. Sterker, de Chinese admiraal Zheng He leidde tussen 1405 en 1433 expedities naar Zuid-Oost Azië, het zuiden en westen van Azië en het oosten van Afrika, ongeveer een eeuw voordat de Portugezen voet aan land zette in India.

Zheng He had schepen die dubbel zo lang waren als de Santa Maria, het schip waarmee Christopher Columbus de Atlantische Oceaan overstak richting Amerika.

Het zijn mooie anekdotes, maar ze laten niet zien welke grote veranderingen de Chinese economie in de afgelopen 800 jaar doormaakte. Dus vatte Viktor Shvets van onderzoeksbureau Macquarie Research de opkomst, neergang en comeback van de Chinese economie samen in twee fascinerende grafieken. Je vindt ze verderop in dit artikel.

De eerste grafiek laat zien hoe groot het geschatte aandeel van de economie van een bepaald land is ten opzichte van de wereldeconomie.

In de vijftiende en zestiende eeuw was China goed voor zo'n 25 tot 30 procent van de totale wereldeconomie. Tussen 1950 en 1970, na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en onder het bewind van Mao Zedong, was dat nog maar vijf procent. Tegenwoordig krabbelt China op en beslaat haar economie 17 procent van de wereldeconomie, ongeveer net zoveel als het aandeel van de Verenigde Staten.

 

Screen Shot 2017 01 05 at 12.53.22 PM

Foto: Macquarie Research

De tweede grafiek vergelijkt het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking van China, Japan en de Verenigde Staten met dat van het Verenigd Koninkrijk (in Amerikaanse dollars).

In dit geval is het Britse BBP honderd, dus als een cijfer van China, Japan of de Verenigde Staten boven de honderd procent is, dan is het BBP per hoofd van de bevolking hoger dan dat van Groot-Brittannië. Als het cijfer onder de honderd uitkomt, is het BBP lager dan het Britse.

Zoals Shvets schrijft, per hoofd van de bevolking gezien was China tussen de dertiende en veertiende eeuw het rijkste land ter wereld, naast Italië. Zo rond 1600 kon de Chinese economie zich nog prima meten met het Verenigd Koninkrijk. Maar daarna stort de Chinese economie in, in vergelijking met het Britse BBP. Die val duurt tot 1970, als het percentage onder de tien procent staat.

Rond 1990 komt er weer een stijgende lijn in, maar de dertig procent die het in 2015 was, is nog altijd maar een schijntje vergeleken met acht eeuwen geleden.

Ook opvallend: de Japanse welvaart houdt gelijke tred met de Chinese en tussen 1200 en 1950, waarbij een neerwaartse lijn is te zien. In 1950 - na het zware verlies van Japan in de Tweede Wereldoorlog - is het Japanse BBP per hoofd van de bevolking 28 procent van de Britse levensstandaard.  In tegenstelling tot buurland China schoot de Japanse levensstandaard in de twintig jaar daarop wel snel omhoog. Sinds 1970 houden de Japanners gelijke tred met Groot-Brittannië.

Screen Shot 2017 01 05 at 12.26.16 PM

Foto: bron Macquarie Research

Een ander opvallend feit is dat,  hoewel de Chinese economie zich inmiddels weer kan meten met die van de Verenigde Staten, het BBP van de Chinezen nog altijd ver achter loopt op het Amerikaanse. Ondertussen is het aandeel in de wereldeconomie van Japan stukken kleiner dan dat van zowel de Verenigde Staten als China, toch is de levensstandaard in Japan vergelijkbaar met die van Groot-Brittannië - en velen malen hoger dan in China.